MIRJAM KUITENBROUWER

Het autodidactische

Ik heb me ondanks zeven jaren akademie (5 HKA’s en 2 Jan van Eyck’s), altijd autodidact gevoeld. Dat komt misschien raar over, en is zeker niet hooghartig bedoeld, maar ik heb de akademietijd ervaren als een bijscholing, als steunwieltjes aan de fiets om met de handen van het stuur wat minder op m’n gezicht te gaan. Toen ik acht jaar was reed ik in zo’n onbewaakt moment regelrecht de stoeprand in (van de Van Haapsstraat te Nijmegen). Mijn Batavus deerde dat niet, maar ik bloedde als een rund uit mijn kin. Vijf hechtingen heelden dat gat, en ze hebben die dag onderstreept met het litteken dat het achterliet. Mijn suikertante, een warmhartige gepensioneerde hoofdonderwijzeres, stopte me een groen schriftje toe voor de troost. Ze vroeg me daarin te schrijven over het voorval. Die opdracht was het begin van het schrijven als vangnet. Voor het leven.

WDB 15a, 22 02 1999

 

Over een balkon

Vanavond bladerde ik door mijn foto’s van de Romereis, mei 1998. Daartussen viel mijn oog op een prachtig hooggelegen balkonhuisje, gefotografeerd vanuit de binnentuin van het Vaticaanpaleis waarlangs zich kilometers galerijen uitstrekken. Boven op zo’n galerijvleugel bevond zich het getrapte gebouwtje met het balkon. Dwars op het lange puntdak geplaatst, zodat het afziet van de galerij, en uitsteekt over een lagere dwarsvleugel, die de binnentuin doorsnijdt. Een balkon zo groot als een terras, heel voornaam; meer een bordes. Het is dan ook het balkon van een wel heel hooggeplaatst soort kluizenaar: de paus. Een plateau in een blokkendoosbouwsel: de architectuur deed me denken aan de decorgebouwen in de fresco’s van Giotto, gestapelde rechthoekige volumes met deuren, trappen en terrassen op onmogelijke hoogten. Bordes en balkon: het zijn ontvangstruimtes van open lucht. Ze zijn even ontvankelijk als ontoegankelijk.

Kort voor ik Giotto ontdekte bouwde ik het beeld ‘Waiting for a Wonder’. Winter ’89/’90. Op het hoogste punt is een balkon geplaatst, zonder bodem – alleen het hek. Het bodemloze balkon is de bovenuitgang van de gesloten bunkerachtige romp van het beeld. De balustrade is zo geplaatst dat deze gespiegeld verdubbeld wordt in de roodkoperen inwandige bekleding van de hoge uitbouw. Het uitzicht werd daardoor gloedrijk naar binnen gehaald. Het was een zicht dat de lucht in ging. Ik schreef destijds van het verlangen een beeld te maken ‘over verwachtingen, streven naar het onbereikbare, en het reikhalzend uitzien naar nieuwe indrukken’. Het binnenste van het beeld diende als opslag voor een dik pak sneeuwwit A4. Ik wilde me met die stapel indekken tegen de paniekgedachte geen drager te hebben voor de oneindigheid aan mogelijkheden, de ideeën waar dat balkon naar uitzag. Van Dale geeft een mooi woord voor zo’n loodrechte afrastering rond het balkon: ‘paniekhek’. Een vangnet dat ik als verschansing plaatste. Ik kan slecht naar dat werk kijken zonder dat het me benauwt. Mijn zelfbeeld is gemuteerd tot een ander inzicht; verbouwd tot diabolische bergwoning en voorzien van twee balkonkamers in ‘La Maison Double’, anno 1999.

WDB 15a, 24 02 1999

 

two excerpts from artist book Verenigde uitzichten in een kluizenaar met een balkon voor introspectie, 1999, 89 pages (bibliophile edition of 6 copies)

back to previous page