MIRJAM KUITENBROUWER

De plaats van het uitzicht (scroll down for German version)

28 03 2004
Ik kan schrijven en denken wat ik wil, steeds kom ik op hetzelfde uit: ik wil een compact klein ondoordringbaar hermetisch bouwwerk neerzetten. Een bunkerachtig ding, dat niet te verplaatsen is, maar verankerd in of met de plaats waar het staat.

16 06 2004
Ik bezocht het Natuurmuseum Nijmegen. Wat opviel is dat er steeds gesproken wordt over het Gelders Landschap. Maar nergens heb ik dat daar als zodanig gezien, er waren alleen fragmenten in de vorm van bodemvondsten. Ik zou het landschap een beeld willen geven in het museum door middel van het medium fotografie.


Op het moment is alles in mijn werk doortrokken van uitzichten. Ook het raam op zich als vatting voor dat uitzicht fascineert me. Het vormt het kader waardoor het beeld van uitzicht en inzicht wordt opgenomen. Daar is gelijk de parallel tussen de kijker als persoon en de kijker als camera. Beide kunnen beelden opnemen en verwerken. Alles komt binnen door een vernauwde opening en verzamelt zich in de achterwand van het toestel, in het achterhoofd van de kijker. Le Corbusier beschrijft het raam als een lens, het zg. ‘fenêtre en longueur’, waarmee de bewoner telkens als hij uit het raam kijkt van zijn uitzicht een foto maakt. Het is een beeld dat bijna niet te fixeren is, dat eeuwig wisselende uitzicht. Een gigantisch universum.

Ik denk eraan de foto’s die ik wil maken te laten plexificeren. Het geeft de foto een sterk raam-effect: een in glas gevat beeld, dat ook een helderheid en diepte heeft die refereert aan het uitzicht door een raam.

06 08 2004
Gisteren bracht ik een tweede bezoek aan het Natuurmuseum. Het was inspirerend. Ik had een interessant gesprek met de depotbeheerder over de natuurontwikkelingsgebieden van de Gelderse Poort, het rivierengebied tussen Arnhem, Nijmegen en Emmerich. Ik moet dat gebied in. Daar mijn werk op baseren.

Vooralsnog zou ik mijn camerahuizen dusdanig willen ombouwen dat ze opnieuw als camera geschikt zijn, maar dan zonder lens: als camera obscura. Die huizen een plaats in het landschap geven en het uitzicht ter plekke in het camerahuis opnemen, direct op fotopapier dan wel op rolfilm.

Ik merk dat ik heel voorzichtig ben in het vrijgeven van mijn materiaal en mijn gedachten. Het vergaarde komt binnen en wordt opgenomen in de structuur van de overige gehamsterde dingen. Ik leef op die zaken. Om het met Slauerhoff’s woorden uit te drukken: ‘Alleen in mijn bunker kan ik wonen’ (zeer vrij naar het gedicht ‘Woninglooze’).

17 08 2004
Een aantal keer al heb ik wandelingen gemaakt door het gebied. De beelden hebben de neiging te gaan woekeren, net als het landschap. Het is er ruig en enorm in ontwikkeling door toedoen van planmatige ingrepen. Kleilagen op de zandbanken wordt afgegraven om historische geulenpatronen te laten terugkeren. Stuifduinen werpen zich op, ooijbossen uit wilgen en populieren keren na acht eeuwen terug. Wonderlijk hoe een landschap zo’n uitgesproken verandering kan ondergaan in een periode van 10 tot 20 jaar. Het begrip ‘instant’ uit de fotografie is dus ook van toepassing op de snelle ontwikkeling van dit natuurgebied.

Polaroids gemaakt in de uiterwaarden en binnendijkse gebieden.

19 08 2004
Je fotografeert een leegte en verte, maar aan de voet ervan sta je zelf.

Er is een boek uit met de titel ‘De natuur als atelier’ over de werkwijze van een aantal Franse schilders in de 19e eeuw. Ik bladerde het door in de boekhandel, en het beviel me niet. Het was vooral de titel die me had aangegrepen. Maar ik vraag me af of die klopt. Voor dat boek gaat ’ie natuurlijk wel op. Maar zet je een camera in plaats van een ezel in de openlucht, dat ‘buiten’, dan is die camera het atelier, daarbinnen gebeurt het.

Der Platz des Ausblicks (German version)

28 03 2004
Ich kann schreiben und denken, was ich will, ich komme immer zu demselben Ergebnis: Ich will ein kompaktes, kleines, undurchdringlich hermetisches Bauwerk errichten. Ein bunkerähnliches Ding, das sich nicht versetzen lässt, sondern in oder mit dem Ort, an dem es steht, verankert ist.

16 06 2004
Ich besuchte das Naturmuseum Nimwegen. Auffällig war, dass immer wieder von der Gelderländer Landschaft die Rede war. Doch nirgendwo habe ich sie dort als solche gesehen; es gab nur Fragmente in Form von Bodenfunden. Ich würde der Landschaft in dem Museum gerne ein Bild mit Hilfe des Mediums Fotografie geben.

Zurzeit ist alles in meiner Arbeit von Ausblicken durchzogen. Auch das Fenster an sich als Fassung für den Ausblick fasziniert mich. Es bildet den Rahmen, durch den das Bild der Aussicht und Einsicht aufgenommen wird. Da drängt sich sofort die Parallele zwischen dem Betrachter als Person und dem Betrachter als Kamera auf. Beide können Bilder aufnehmen und verarbeiten. Alles kommt durch eine verengte Öffnung herein und sammelt sich an der Hinterwand des Geräts bzw. im Hinterkopf des Betrachters. Le Corbusier beschreibt das Fenster als eine Linse, das so genannte „fenêtre en longueur“, mit dem der Bewohner jedes Mal, wenn er aus dem Fenster schaut, von seinem Ausblick ein Foto macht. Es ist ein Bild, das beinahe nicht zu fixieren ist: der sich unablässig verändernde Ausblick. Ein gigantisches Universum.

Ich erwäge, die Fotos, die ich machen will, plexifizieren zu lassen. Das verleiht den Fotos einen starken Fenster-Effekt: ein in Glas eingefasstes Bild, das auch eine Klarheit und Tiefe hat, die an den Ausblick aus einem Fenster referiert.

06 08 2004
Gestern besuchte ich zum zweiten Mal das Naturmuseum. Es war inspirierend. Ich führte mit dem Depotverwalter ein interessantes Gespräch über die Naturentwicklungsgebiete der Gelderse Poort, das Flussgebiet zwischen Arnheim, Nimwegen und Emmerich. Ich muss in das Gebiet. Darauf meine Arbeit basieren.

Bis auf weiteres würde ich meine Kamerahäuser so umbauen wollen, dass sie erneut als Kamera geeignet wären, dann aber ohne Linse: als „camera obscura“. Den Häusern einen Platz in der Landschaft geben und den Ausblick direkt vor Ort in das Kamerahaus aufnehmen, direkt auf Fotopapier oder eine Filmrolle.

Ich stelle fest, dass ich sehr vorsichtig bin hinsichtlich der Freigabe meines Materials und meiner Gedanken. Das Gesammelte kommt herein und wird in die Struktur der übrigen gehamsterten Dinge aufgenommen. Ich lebe von den Sachen. Um es mit Slauerhoffs Worten auszudrücken: „Nur in meinem Bunker kann ich wohnen” (sehr frei nach dem Gedicht „Wohnungslose“).

17 08 2004
Mehrmals bin ich durch das Gebiet gewandert. Die Bilder haben die Neigung, zu wuchern, genau wie die Landschaft. Das Gebiet ist rau und enorm in Entwicklung – vor allem dank planmäßiger Eingriffe. Lehmschichten auf den Sandbänken werden abgegraben, um historische Bodenmuster zurückkehren zu lassen. Wanderdünen werfen sich auf, Urwälder mit Weiden und Pappeln kehren nach acht Jahrhunderten zurück. Erstaunlich, wie sich eine Landschaft in einem so kurzem Zeitraum von 10 bis 20 Jahren so grundlegend verändern kann. Der Begriff „instant“ aus der Fotografie ist somit auch zutreffend für die schnelle Entwicklung dieses Naturgebietes. Polaroids – aufgenommen in den Ufergebieten und Landstrichen hinter dem Deich.

19 08 2004
Du fotografierst eine Leere und Weite, doch am Fuße davon stehst du selbst.

Es gibt ein Buch mit dem Titel „Die Natur als Atelier” über die Arbeitsweise einer Reihe französischer Maler im 19. Jahrhundert. Ich blätterte es in einer Buchhandlung durch, doch es gefiel mir nicht. Es war vor allem der Titel, der mich angesprochen hatte. Ich frage mich jedoch, ob er zutrifft. Für das Buch trifft er natürlich zu. Aber setzt man eine Kamera anstelle eines Esel an die frische Luft, das „Draußen”, dann ist die Kamera das Atelier, in dem es geschieht.

 

pp. 32-33 exhibition catalogue

Parking HomeLessHome

Kunstenaarsinitiatief Paraplufabriek, Nijmegen

18 09 – 24 10 2004

 

Sonja Alhäuser

Peter Fengler

Marjorieke Glaudemans

Grootendorst & Van den Berg

Rita Kanne

Mirjam Kuitenbrouwer

Frederico D 'Orazio

Rob Sweere

Raoul Teulings

Hans Wijninga

Lars Wolter

 

curator: Andrée van de Kerckhove

back to previous page